Franse orgels in Nederland
FRANSE ORGELS IN NEDERLAND © 2023 Vincent Hildebrandt HOME

Le Mintier-Gloton

Dit bedrijf (ook wel Gloton-Le Mintier genoemd) was de voortzetting van het bedrijf van Louis Debierre, een vooraanstaande Franse orgelbouwer uit de 19e eeuw, die zijn bedrijf in 1919 verkocht aan Georges Gloton (1876- 1955), leerling-orgelbouwer bij Ghys te Dijon. Gloton associeerde zich vervolgens in 1922 met Paul-Marie-Ange Le Mintier (1873-1936) uit Léhellecin. In 1947 nam Joseph Beuchet de leiding van deze firma over en veranderde de naam van het bedrijf in Beuchet-Debierre.

Franse orgels in Nederland

gebouwd door Le Mintier-Gloton

Schoonhoven, Oud-Katholieke Kerk

De ‘Polyphone’: een portable orgel

Louis Debierre (1842-1920) is vooral bekend geworden door de uitvinding van een nieuw orgeltype, de ‘polyphone’. Het orgel in Schoonhoven is daar een voorbeeld van. Het betreft een klein portable orgel met de grootte van een fors harmonium (zie afbeelding 1). Het De pijpen in dit instrument kunnen meerdere tonen produceren: de langste pijpen zijn voorzien van 1-3 kleppen, waardoor één pijp 1-3 tonen kan maken. Hierdoor kan de grootte van het orgel aanzienlijk beperkt worden, terwijl het toch een fors geluid kan produceren. Het klavier is verdeeld in een bas- en discant met meestal een transposer waarmee de toonhoogte gewisseld kan worden (zie afbeelding 2). Afhankelijk van de financiële middelen en de grootte van de betrokken kerken kan het aantal stemmen oplopen tot wel acht. In 1882 verkeeg Debierre het patent. De polyfonen waren meteen een succes en er werden honderden exemplaren over de hele wereld geleverd. Meer informatie en een overzicht van nog bestaande polyphonen is te vinden op deze website. Gezien het aanvankelijke succes, is het verwonderlijk dat dit orgeltype toch in de vergetelheid is geraakt. De redenen hiervoor zijn divers (met dank aan de heer Olivier Geoffroy voor deze informatie): 1. Hoewel robuust en van goede klankkwaliteit, zijn ze klein van formaat, hebben ze geen pedaal (tenzij later toegevoegd), hebben ze slechts één klavier, waardoor ze vaak dienst deden als koororgel, afgezien van kerken in Franse koloniën zoals in West-Indië of Afrika, waar ze een goedkope manier waren om een echt pijporgel te kunnen aanschaffen. Na het Tweede Vaticaans Concilie nam het gebruik van koororgels af en wilden grote parochies over het algemeen geen aparte organist meer betalen voor het koororgel. 2. Kerken gaven er vaak de voorkeur aan om , in plaats van ze te onderhouden of te vergroten, nieuwe instrumenten van grotere afmetingen te bestellen of ze te vervangen door elektronische orgels. 3. De zeer romantische dispositie van deze instrumenten raakte uit de mode toen de belangstelling voor het neoklassieke orgel na de Tweede Wereldoorlog groeide. De laatste jaren lijkt de belangstelling voor deze orgels weer toe te nemen, zoals enkele succesvolle restauraties (zoals in Schoonhoven) laten zien.
Franse orgels in NL

Le Mintier-Gloton

FRANSE ORGELS IN NL © Vincent Hildebrandt
FRANSE ORGELS IN NL © Vincent Hildebrandt HOME
Dit bedrijf (ook wel Gloton-Le Mintier genoemd) was de voortzetting van het bedrijf van Louis Debierre, een vooraanstaande Franse orgelbouwer uit de 19e eeuw, die zijn bedrijf in 1919 verkocht aan Georges Gloton (1876- 1955), leerling-orgelbouwer bij Ghys te Dijon. Gloton associeerde zich vervolgens in 1922 met Paul-Marie-Ange Le Mintier (1873-1936) uit Léhellecin. In 1947 nam Joseph Beuchet de leiding van deze firma over en veranderde de naam van het bedrijf in Beuchet-Debierre.

De ‘Polyphone’: een portable orgel

Louis Debierre (1842-1920) is vooral bekend geworden door de uitvinding van een nieuw orgeltype, de ‘polyphone’. Het orgel in Schoonhoven is daar een voorbeeld van. Het betreft een klein portable orgel met de grootte van een fors harmonium (zie afbeelding 1). Het De pijpen in dit instrument kunnen meerdere tonen produceren: de langste pijpen zijn voorzien van 1-3 kleppen, waardoor één pijp 1-3 tonen kan maken. Hierdoor kan de grootte van het orgel aanzienlijk beperkt worden, terwijl het toch een fors geluid kan produceren. Het klavier is verdeeld in een bas- en discant met meestal een transposer waarmee de toonhoogte gewisseld kan worden (zie afbeelding 2). Afhankelijk van de financiële middelen en de grootte van de betrokken kerken kan het aantal stemmen oplopen tot wel acht. In 1882 verkeeg Debierre het patent. De polyfonen waren meteen een succes en er werden honderden exemplaren over de hele wereld geleverd. Meer informatie en een overzicht van nog bestaande polyphonen is te vinden op deze website. Gezien het aanvankelijke succes, is het verwonderlijk dat dit orgeltype toch in de vergetelheid is geraakt. De redenen hiervoor zijn divers (met dank aan de heer Olivier Geoffroy voor deze informatie): 1. Hoewel robuust en van goede klankkwaliteit, zijn ze klein van formaat, hebben ze geen pedaal (tenzij later toegevoegd), hebben ze slechts één klavier, waardoor ze vaak dienst deden als koororgel, afgezien van kerken in Franse koloniën zoals in West-Indië of Afrika, waar ze een goedkope manier waren om een echt pijporgel te kunnen aanschaffen. Na het Tweede Vaticaans Concilie nam het gebruik van koororgels af en wilden grote parochies over het algemeen geen aparte organist meer betalen voor het koororgel. 2. Kerken gaven er vaak de voorkeur aan om , in plaats van ze te onderhouden of te vergroten, nieuwe instrumenten van grotere afmetingen te bestellen of ze te vervangen door elektronische orgels. 3. De zeer romantische dispositie van deze instrumenten raakte uit de mode toen de belangstelling voor het neoklassieke orgel na de Tweede Wereldoorlog groeide. De laatste jaren lijkt de belangstelling voor deze orgels weer toe te nemen, zoals enkele succesvolle restauraties (zoals in Schoonhoven) laten zien.